gasverbruik
foto Shell

Gerdine Keijzer-Baldé, waarnemend secretaris generaal bij het ministerie van economische zaken en klimaat (EZK) heeft in ESB, een blad voor economen, verteld dat energie-intensieve bedrijven voor hun vergroening er niet vanuit moeten gaan dat de overheid bijspringt.

In een uitvoerig artikel in ESB, een blad voor economen, wijdt Keijzer-Baldé uit over de energiecrisis en de rol die de overheid daarin zou kunnen spelen. Ze begint haar betoog met de ontdekking van de gasbel in Groningen. Het Groningse gas zorgde er voor dat Nederland decennia lang een voordeel had ten opzichte van de concurrentie door de beschikbaarheid van goedkoop gas. Maar dat voordeel is inmiddels omgedraaid naar een nadeel. De beschikbaarheid van gas maakte Nederland in alle sectoren afhankelijk van het gas.

Verduurzaming

De afhankelijkheid van gas kan volgens de hoogste EKZ-ambtenaar maar op één manier worden aangepakt: verduurzaming. Maar dat wil niet zeggen dat alle bedrijven en alle sectoren zomaar kunnen meegaan in de transitie: “Waar Brabant in de negentiende eeuw bekend stond om zijn textielindustrie, is nu Brainport gezichtsbepalend. Dit voorbeeld laat zien dat het niet logisch is om direct te sturen op het behoud van een specifieke sectorstructuur, maar dat de overheid zich in eerste instantie moet richten op het creëren van randvoorwaarden voor een duurzame en concurrerende industrie

Als de overheid dus toch de portemonnee trekt, wil dat niet zeggen dat alle sectoren daarin zullen meedelen. ‘Het verdwijnen van bedrijvigheid’ is volgens Keijzer-Baldé weliswaar pijnlijk, maar zal door de huidige arbeidsmarkt relatief gemakkelijk worden opgevangen.

Buiten invloedssfeer 

Hele snelle verduurzaming is niet altijd mogelijk, weet Keijzer-Baldé: “Door de hoge gasprijzen is het voor bedrijven aantrekkelijker dan ooit om te verduurzamen en minder aardgas te gebruiken. Die verduurzaming vergt wel tijd: de energie-infrastructuur is immers nog niet klaar, grondstoffen zijn niet altijd voorhanden, en er is krapte op de arbeidsmarkt. Dit ligt deels buiten de invloedssfeer van bedrijven. Ook als bedrijven een duurzaam toekomstperspectief hebben, zullen zij deze periode waarin de fossiele concurrenten te maken hebben met lagere prijzen moeten overbruggen

Niet ‘nee’, maar ook niet vanzelfsprekend

Keijzer-Baldé zegt niet per definitie ‘nee’ tegen het steunen van de energie-intensieve industrie: “Of de overheid bedrijven kan helpen om deze periode te overbruggen is een complexe, casus-specifieke afweging. Aan de ene kant is het steunen van een bedrijf voor een langere periode zeer kostbaar – het kan immers jaren duren. Aan de andere kant kan het onthouden van steun leiden tot het verlies aan kennis en kapitaal, als bedrijven die in Nederland een duurzaam toekomstperspectief hebben hier verdwijnen. Een bijkomende complexiteit is dat deze afweging beïnvloed wordt door toekomstige ontwikkelingen die zich moeilijk laten voorspellen“. Elders in het artikel zegt ze echter duidelijk dat het ‘niet vanzelfsprekend’ is dat de overheid bij zal springen.

Level playing field

Ze gaat ook in op de verschillen tussen de EU-lidstaten: “Ook binnen Europa is een gelijk speelveld van belang. Hierbij vallen vooral de ruimhartige steunpakketten van Frankrijk en Duitsland voor de industrie op, die de relatieve concurrentiepositie van hun industrieën versterken. Nederland zal het beleid van andere landen moeten meenemen in de afweging rondom eventuele steun, maar tegelijkertijd moet worden voorkomen dat Europese landen gaan opbieden tegen elkaar. Afgewogen moet worden in hoeverre Nederland het steunbeleid van andere landen wil volgen. Het is daarbij essentieel of dat in het belang van de verdere ontwikkeling van de economie is.”