
Over de voors en tegens van CCS
Er wordt hard gewerkt aan allerlei technologie om onze CO2-uitstoot te beperken of te verminderen. Elektrische auto’s, zonnepanelen, windmolens, elektrificatie van de industrie, energiebesparing: het wordt steeds zichtbaarder in de alledaagse samenleving. Maar het ontwikkelen en beschikbaar maken van technologie kost tijd. Veel tijd. En in de tussentijd stijgt onze CO2-uitstoot en neemt de tijd die we nog hebben om opwarming te beperken af. CCS (carbon capture and storage) zou op korte termijn een significant aandeel van onze CO2-reductie kunnen realiseren en Nederland zet dan ook stevig in op dit principe, vooral voor de korte en middellange termijn. Maar is de besparing die CCS lijkt te beloven wel realistisch en zorgt CCS er niet voor dat lange termijn verduurzaming op de lange baan wordt geschoven?
Redactie Process Control
Er worden in Nederland miljarden euro’s gereserveerd voor CCS-plannen. Volgens klimaatminister Rob Jetten is het afvangen van CO2 en het opslaan onder de Noordzee noodzakelijk om de klimaatdoelstellingen te halen. Zo moet alleen al het Porthos project in de Rotterdamse haven 2,5 miljoen ton CO2 per jaar gaan ‘opbergen’. Maar grootschalige opvang en opslag van CO2 verliep in andere landen niet altijd volgens plan. Zo werd in Australië het Gorgon project niet het succes dat het had moeten worden. Bij het project zou tachtig procent van de CO2-uitstoot moeten worden afgevangen en opgeslagen. Na vijf jaar project en 3 miljard Australische dollar kwam de opbrengst niet boven de dertig procent uit. Ook in de VS bleken veelbelovende projecten tegenvallende resultaten te boeken. Bij de Petra Nova steenkoolfabriek in de buurt van Houston verbruikte de CCS-techniek dermate veel energie dat er een nieuwe gascentrale zou moeten worden neergezet om aan de elektriciteitsvraag te voldoen. Kort daarna werd het project geannuleerd. Een ander project in de VS in Mississippi kreeg te maken met technische problemen en hoge kosten. Ook dat project werd beëindigd.
Lock-in effect
De lagere opbrengsten en hogere kosten zijn volgens tegenstanders van CCS dan ook precies het probleem. Volgens hen is CCS een schijnoplossing, omdat de percentages afgevangen en opgeslagen CO2 niet worden bereikt en omdat de kosten altijd hoger uitvallen. De grote beloftes leiden volgens deze tegenstanders echter tot een lock-in effect: het blijven investeren in fossiele brandstoffen omdat er geld is geïnvesteerd in CCS-technologie die nog moet worden terugverdiend.
“Volgens het rapport baseren olie- en gasbedrijven hun investeringsplannen voor een groot gedeelte op de aanname dat CCS voor een groot gedeelte hun CO2-uitstoot zal gaan verminderen”
Industrie
Het IPCC (International Panel on Climate Change) ziet CCS als een essentieel middel om de klimaatdoelen te behalen. Op korte termijn zou de technologie geschikt zijn om de CO2-uitstoot drastisch te beperken. Volgens het meest recente IPCC-rapport bereikt de wereldwijde CO2-uitstoot in 2025 haar hoogtepunt. Daarna moet een scherp dalende lijn worden ingezet om in 2030 bij minus 43 procent uit te komen. Volgens het IPCC is vooral de industrie een reden tot zorg: die sector is minder snel te verduurzamen dan bijvoorbeeld de mobiliteitssector. CCS moet dus vooral tijd winnen voor de industrie. In de tijd die gewonnen wordt, moeten duurzame technologieën worden ontwikkeld en marktrijp worden gemaakt.
Uitproberen
Dat in het verleden diverse CCS projecten in het buitenland niet slaagden, wil niet zeggen dat CCS an sich ongeschikt is om CO2-winst op korte termijn te boeken. De Volkskrant publiceerde op 23 mei van dit jaar een artikel, van de hand van Maurits Chabot, waarin enkele vooraanstaande mensen uit de energietransitie geïnterviewd werden en daar rolde een overwegend positief beeld uit. Zo vertelde hoogleraar energie en klimaat aan de TU/e Heleen de Conick dat CCS technologie op zich niet nieuw is. “Wereldwijd zijn er al zo’n 25 van deze opslagplaatsen, waar ieder jaar in totaal circa 40 miljoen ton CO2 in verdwijnt, een kwart van de Nederlandse CO2-uitstoot. Het is dus redelijk bekende technologie, al is geen gasveld hetzelfde.”Hoogleraar filosofie van duurzaamheid en milieu aan de Radboud Universiteit in Nijmegen Marc Davidson zei in hetzelfde interview over de staat van de CCS technologie het volgende: “Een veelgehoorde kritiek is dat CCS, zoals het opslaan van CO2 in de aardbodem heet, een onbekende techniek is. Dat blijft altijd zo als het niet een keer serieus wordt uitgeprobeerd”De hoogleraar stelt wel z’n vraagtekens bij de subsidiëring van CCS: “Dat staat immers nogal haaks op het principe dat ‘de vervuiler betaalt’. Waarom geven we bedrijven subsidie om hun troep op te ruimen?”Ook Marjan Minnesma, directeur van de stichting Urgenda, die overigens recent als eerste Nederlander de Goldman Environmental Prize in de wacht sleepte voor haar klimaatzaak tegen de Nederlandse overheid, zegt over CCS het volgende in het Volkskrant interview: “Normaal zou ik zeggen: we moeten alleen investeren in maatregelen die de CO2-uitstoot verminderen in plaats van wegmoffelen. De industrie ontwikkelt eindelijk ‘schone technieken’, zoals bijvoorbeeld draaien op waterstof en duurzame elektriciteit, maar die processen zijn niet binnen vijf jaar klaar. De uitstoot neemt de komende jaren dus niet ineens af. Dan kun je het beter onder de grond stoppen, want als CO2 in de lucht komt, draagt het bij aan de broeikasgassen in de atmosfeer.”

Praktijkvoorbeeld
Dat CCS ten koste zou kunnen gaan van technologie die duurzamer is dan alleen het afvangen van CO2 is een veelgehoord argument. Interessant is dat we nota bene in Nederland een praktijkvoorbeeld hebben van het feit dat dat niet altijd zo hoeft te zijn. Het Athos project, waar onder andere Tata Steel een grote rol in zou spelen, vindt geen doorgang meer omdat Tata heeft besloten op kortere termijn met waterstof aan de slag te willen gaan. Het ingeschatte beschikbare CO2-volume van Tata Steel was het fundament voor de conceptuele en technische uitgangspunten van het Athos project. Het besluit van Tata Steel om versneld over te gaan op de DRI-technologie betekende daarom dat het project Athos in haar huidige vorm geen doorgang kan vinden. Het Porthos project gaat wel door: de 2,5 miljoen ton CO2 die per jaar wordt afgevangen en opgeslagen levert de BV Nederland een uitstootreductie van 1,5 procent op. Tegen de tijd dat het Porthos project beëindigd wordt, zal er zo’n 37 miljoen ton CO2 zijn afgevangen en opgeslagen. Kleine kanttekening: de bouw van de CCS fabriek voor het Porthos project staat in conflict met de stikstofuitstoot. De politiek buigt zich over de vraag of het project een partiële bouwvrijstelling kan krijgen.
“Na een dip tijdens de pandemie draait de wereldeconomie weer op volle toeren en is er simpelweg meer olie nodig”
70 fabrieken per jaar
Wereldwijd wordt er op dit moment zo’n 37 miljoen ton CO2 opgevangen en opgeslagen door 27 CCS plants. Er liggen plannen om die capaciteit naar 111 miljoen ton te vergroten, maar de praktijk is weerbarstig. De Volkskrant becijferde in een op 3 april verschenen artikel dat er jaarlijks tussen de 70 en 100 CCS fabrieken zouden moeten worden gebouwd om aan de jaarlijkse afvang van 5 tot 10 miljard ton, dat volgens het IPCC nodig is om de atmosfeer voldoende te ontlasten, te kunnen voldoen. De bouw van een CCS fabriek heeft gemiddeld een jaar of zeven tot 10 nodig.
“Tegen de tijd dat het Porthos project beëindigd wordt, zal er zo’n 37 miljoen ton CO2 zijn afgevangen en opgeslagen”
CO-prijs
Tot enkele jaren geleden was het uitstoten van een ton CO2 goedkoper dan het afvangen en opslaan daarvan. Die reden speelde mee in het traag van de grond komen van CCS projecten. Volgens TU Delft professor energy system analysis Kornelis Blok was de reden dat CCS-projecten niet slaagden niet zozeer dat de techniek te complex was – volgens de hoogleraar gaat het bij CCS om een ‘vrij basaal chemisch proces’ – , maar dat de projecten niet rendabel te krijgen waren, zo vertelt hij aan Change Inc. op 17 september 2021. Dat is anno 2022 anders. De CO2-prijs van mei 2022 bedroeg 87 euro per ton. CCS zou per ton tussen de 70 en 100 euro moeten kosten. Dat betekent in de praktijk dat het Porthos project enkele honderden miljoenen euros minder subsidie nodig heeft dan aanvankelijk begroot. In tegenstelling tot de kosten voor energie uit wind en zon, die rap daalden naarmate er werd opgeschaald, verwacht Blok dat de prijs per ton voor CCS niet zo snel zal dalen als bij de eerder genoemde technologie.
Absoluut vs relatief
In een op 13 mei verschenen artikel van Change Inc. stelt journalist Sabine Sluijters dat ‘de meerderheid van olie- en gasbedrijven niet van plan is haar absolute CO2-uitstoot te verlagen’. CCS zou volgens het artikel worden ingezet om voor nieuwe investeringen in fossiele energie te compenseren. Het artikel van Change Inc. gebruikt een onderzoek van The Carbon Tracker – een onafhankelijke financiële denktank die de impact van de energietransitie op de kapitaalmarkt analyseert -. Volgens het rapport baseren olie- en gasbedrijven hun investeringsplannen voor een groot gedeelte op de aanname dat CCS voor een groot gedeelte hun CO2-uitstoot zal gaan verminderen. Alle olie- en gasbedrijven hebben een reductiedoel gesteld: met uitzondering van een viertal bedrijven (Eni, BP, Total en Repsol) zijn die doelen relatief. Dat betekent dat bij een uitbreiding van de productie de netto uitstoot nog steeds zou kunnen toenemen. Olie- en gasbedrijven investeren dus nog steeds grote hoeveelheden van hun budget in fossiele energie, omdat CCS er voor kan zorgen dat de relatieve uitstoot, ook bij de nieuwe projecten, alsnog behaald kan worden.
Daar kan echter tegenover worden gesteld dat ook de absolute wereldwijde vraag naar olie toeneemt. Na een dip tijdens de pandemie draait de wereldeconomie weer op volle toeren en is er simpelweg meer olie nodig. Een absoluut reductiedoel zou die trend in de weg staan. Dat olie- en gasbedrijven nog steeds in nieuwe olie- en gasvelden investeren valt ook te verklaren. De prijs aan de pomp zegt feitelijk al genoeg. Die prijs zal alleen nog maar hoger worden naarmate de ban op Russische olie dichterbij komt. Het is onwaarschijnlijk dat de OPEC-landen aan de stijgende vraag kunnen voldoen, dus komen er nieuwe boorlocaties.
Moeten permitteren
CCS is een onderwerp waar de laatste discussie zeker nog niet over gevoerd is. Dat projecten in het buitenland niet slaagden, wil niet zeggen dat die projecten in Nederland ook niet zullen slagen. Het type industrie en infrastructuur van lege gasvelden en gasleidingen leent zich uitermate goed voor CCS. Het is ook niet zo dat de industrie tot in lengten van dagen gesubsidieerd hun CO2 ondergronds kan opslaan. In het klimaatakkoord is vastgelegd dat er een plafond komt voor de totale subsidie op CCS-projecten. Zolang de CO2-prijs voldoende hoog is, echt duurzame projecten voorrang krijgen en er afspraken worden gemaakt over de termijn waarop CCS plaats moet maken voor duurzame technologie, lijkt CCS een mogelijkheid die we ons wel moeten permitteren.