De eerste resultaten zijn hoopvol wat betreft experimenten met zeewier in het onlangs geopende speciale zeewier-processing laboratorium van ECN/TNO. Het lab werd speciaal in het leven geroepen omdat zeewier veel potentie in zich heeft in het kader van de energietransitie. “Het lab biedt de mogelijkheid om experimenten op een dusdanige schaal te doen dat je kilogrammen tussenproduct kunt produceren om testen mee te (laten)doen. Je moet dan denken aan 50 kg nat zeewier per batch of proef. Het wordt verwerkt tot tussenproduct. Een van de mogelijkheden is om het zeewier om te zetten in suikers die vervolgens weer bewerkt kunnen worden tot butanol.”
Jaap van Hal is innovatiemanager bioraffinage bij TNO en derhalve coördineert hij het ontwikkelen van nieuwe technologieën bij ECN (onderdeel van TNO) voor bio-raffinaderijen. Dat wil zeggen het scheiden van hoofdcomponenten van alle soorten biomassa, zowel van land als van zee. Wat is de aanleiding geweest? “We werken programmatisch en dan wil je technologie steeds verder brengen. Essentieel onderdeel daarvan is om processtappen onder relevante condities uit te voeren. In ons lab zijn apparaten neergezet die op kleine schaal het beoogde proces uitvoeren zodat het vertaald kan worden naar een geïntegreerd proces. Hier hebben we ze los geschakeld zodat je elke stap individueel en onafhankelijk van elkaar kunt optimaliseren en uiteindelijk van zeewier een tussenproduct kunt maken. Het eerste wat we hebben gedaan is om in het kader van het Europese project Macrofuels (www.macrofuels.eu) een suikerstroop te maken om uiteindelijk een biobrandstof van te produceren. Maar het kan ook gaan om andere, hoogwaardige producten. Onderzoek heeft aangetoond dat zeewier de potentie in zich heeft die equivalent is aan het Nederlandse huishoudelijke energiegebruik. We hebben een inschatting gedaan terug in 2005 van wat het technische potentieel is van de Nederlandse wierproductie op de Noordzee. Daar kun je op 9 procent van het Nederlandse deel evenveel energie laten produceren als alle huishoudens samen verbruiken. Of anders gezegd: 10 procent van de totale energiebehoefte. Dat is dus erg groot en kan een belangrijke bijdrage leveren aan de transitie naar een duurzame maatschappij.”
Sommige soorten hebben ook eiwitten in zich, eveneens een duurzame bron. Ander voordeel is dat zeewier veel nutriënten opnemen die de rivieren uitstromen in de zee. “En daarmee sluit je die cirkel.”
In het lab zelf werken vijf mensen die experimenten uitvoeren. Van Hal: “Twee mensen zijn tegelijkertijd bezig met de productie van suikerstroop. In dat kader behandel je zeewier met chemicaliën om de suikers vrij te maken in een groot 100 liter vat, vergelijkbaar met een snelkookpan. Je houdt een slurrie over van suikers en zouten en door een centrifuge scheid je de slurry van de vloeistof. Vervolgens breng je de vloeistof in een membraamunit om de zouten van de suikers te scheiden en tegelijkertijd de suikers te concentreren tot de gewenste concentratie zodat je die kunt omzetten naar b.v. butanol. Dat hebben we af. Van dit zeewier is aangetoond dat we inderdaad biobrandstof kunnen maken. Het moet in principe mogelijk worden. ”